[dDH] [Menu]  Consuminderkrant 2000

Zeer hoge consumptie

 

 

 

 

 


De rijkste twintig procent van de wereldbevolkig maakt ruim 86 procent van de beschikbare grondstoffen op


De wereld is van iedereen!

De Internationale Niet-Winkeldag is altijd in het laatste weekend van november, de tijd dat wij in het rijke Westen elkaar flink verwennen met cadeautjes. In de Verenigde Staten is het de zaterdag na Thanksgiving en bij ons valt Niet-Winkeldag net voor het sinterklaasfeest en kerstmis. Met het geven van cadeautjes is niets mis, maar de manier waarop wij elkaar en onszelf het hele jaar door 'verwennen' met allerlei dingen, heeft veel nadelige gevolgen. Een kijkje achter het cadeau.

Door Jack Stoop

Het gaat goed met de economie. Volgens onze regering 'draait de economie als een tierelier'. Bijna iedereen heeft meer te besteden dan vorig jaar en de consument heeft genoeg vertrouwen in de toekomst om zonder zorgen grote aankopen te doen.
Maar het gaat niet overal zo goed. De kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter. Het inkomensverschil tussen de rijkste en de armste twintig procent van de wereldbevolking was in 1960 nog uit te drukken in de verhouding 30:1. In 1990 was dit al opgelopen tot 60:1 en in 1997 bedroeg deze verhouding 74:1 (Human Development Report 1998).
Terwijl wij in het Westen amper weten waaraan we ons geld moeten uitgeven, kan een groot deel van de wereldbevolking niet eens voldoende voedsel kopen om te overleven. Van het geld dat in Europa en de Verenigde Staten wordt uitgegeven aan ijsjes kunnen we de hele wereld van basisgezondheidszorg en onderwijs voorzien. De rijkdom in de wereld is oneerlijk verdeeld.

De wereld is van iedereen

De aarde is een prachtige leefplek voor alle mensen en biedt een grote schat aan grondstoffen, waarmee we in onze behoeften kunnen voorzien. Momenteel is het echter zo dat de rijkste twintig procent van de wereldbevolking ruim 86 procent van de beschikbare grondstoffen opmaakt, zodat er voor de overige tachtig procent nog veertien procent overblijft. De mensen die tot de armste twintig procent van de wereldbevolking behoren, moeten genoegen nemen met slechts anderhalf procent (Human Development Report 1998).
Een kind dat in het rijke Westen is geboren zal tijdens zijn of haar leven evenveel consumeren als dertig tot vijftig kinderen uit een arm land. Wetenschappers van onder andere het Van Hall Instituut in Groningen hebben uitgerekend dat elk mens recht heeft op 1,7 hectare, als je de oppervlakte van de aarde eerlijk zou verdelen onder haar bewoners. Dit oppervlak kan gebruikt worden om te wonen, om voedsel te verbouwen, om auto's op te parkeren en om fabrieken neer te zetten voor de productie van goederen. Een Nederlander gebruikt gemiddeld 4,7 hectare. We leven dus letterlijk op veel te grote voet.

Er is meer dan genoeg

,,De Wereld biedt genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht'', zei Mahatma Gandhi. Armoede is geen gevolg van schaarste maar van een verkeerde verdeling van de overvloed. De drie rijkste mensen op aarde bezitten meer dan het Bruto Nationaal Product van de drie armste landen en hun 600 miljoen inwoners samen. Dat is niet het gevolg van een natuurwet, maar een verschrikkelijke uitwas van de manier waarop mensen de dingen hebben georganiseerd. Het Westen geeft weliswaar jaarlijks ongeveer 50 miljard dollar aan ontwikkelingshulp uit, maar ontvangt tegelijkertijd ook 250 miljard aan rente en aflossing van ontwikkelingslanden. Hierdoor zijn veel arme landen niet in staat om uit de problemen te komen. Een land als Tanzania geeft bijvoorbeeld vier keer zoveel geld uit aan het afbetalen van schulden aan rijke landen dan aan gezondheidszorg. Deze cijfers komen van de organisatie Jubilee 2000, die kwijtschelding van de schulden van Derde-Wereldlanden bepleit. Uitbuiting Ook op andere manieren maakt het rijke Westen misbruik van de afhankelijke positie van ontwikkelingslanden. Om toch nog een beetje geld te verdienen op de wereldmarkt reserveren de regeringen van ontwikkelinglanden de beste landbouwgronden voor exportgewassen. Vaak gaat het dan om het verbouwen van producten als cacao, veevoer en koffiebonen, die tegen een lage prijs verkocht worden aan westerse multinationals, die ze vervolgens verwerken tot dure eindproducten. Zo komt de schaarse landbouwgrond in ontwikkelingslanden niet ten goede aan de bevolking zelf, maar aan de westerse consument.
Hetzelfde geldt helaas voor delfstoffen, fossiele brandstoffen en andere hulpbronnen. Zelfs de mensen worden door hun armoede gedwongen om zich dienstbaar te maken aan de westerse consumptiedrang. Veel producten die hier in de winkel liggen worden tegen een hongerloontje gemaakt door mensen in ontwikkelingslanden. Vaak onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden en vaak door kinderen. Zij betalen zo de prijs voor de uitverkoop in onze winkels.
Als mensen in het Westen wat eenvoudiger gaan leven, schept dat ruimte voor anderen om eenvoudig te kŁnnen leven. Door in het Westen een kleiner beslag te leggen op de beschikbare grondstoffen en energie, blijft er voor andere delen van de wereld ook nog wat over. En door onze consumptiegoederen meer uit de eigen regio te halen, kunnen ontwikkelingslanden de hulpbronnen in hun regio ook voor eigen gebruik gaan aanwenden in plaats van voor export. Maar bovenal is het nodig dat mensen en bedrijven in het Westen een eerlijke prijs betalen voor producten uit ontwikkelingslanden en niet hun economische macht misbruiken om een zo laag mogelijke prijs af te dwingen.

Leefbaarheid

Dat onze planeet nog leefbaar is, danken we aan de uitsluiting van het overgrote deel van de wereldbevolking. Als alle wereldbewoners dezelfde leefstijl zouden hebben als westerlingen, zouden we niet alleen drie aardes nodig hebben om ons van grondstoffen te voorzien (Van Hall Instituut Groningen), maar deze ook nog eens in een hoog tempo verzieken.

Broeikaseffect

Problemen zoals het broeikaseffect worden voornamelijk veroorzaakt door de rijke westerse landen. De CO2-uitstoot van fabrieken, vliegtuigen en auto's in het Westen veroorzaakt een opwarming van de aarde en een stijging van de zeespiegel. Als er in Afrika en Azië verhoudingsgewijs evenveel auto's zouden rijden als in Nederland, dan zou Harderwijk binnen de kortste keren weer aan zee liggen.
De perikelen rond de hoge olieprijs in september laten zien hoe afhankelijk onze economie is van fossiele brandstoffen. Want hoewel auto's en andere apparaten steeds energiezuiniger worden, stijgt het energieverbruik nog jaarlijks met enkele procenten. We krijgen immers steeds meer apparaten en maken er ook steeds meer gebruik van. Door op deze schaal de beperkte voorraad grondstoffen op te knoeien en het leefmilieu op aarde te verpesten, ontnemen we onze medemensen van vandaag ‚n toekomstige generaties de mogelijkheden van een eenvoudig bestaan. We hebben de aarde niet geërfd van onze ouders, maar geleend van onze kinderen.

Duurzame ontwikkeling

Op de VN-conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro in 1992 werd de noodzaak om te komen tot duurzame ontwikkeling al onderstreept. Duurzame ontwikkeling wil zeggen dat in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien zonder de behoeftevoorziening van toekomstige generaties in Gevaar te brengen. Het is nog lang niet zover. Op dit moment voorzien we slechts in de behoeften van een klein deel van de mensheid, zonder rekening te houden met de toekomst.
Uitgangspunt 8 van de Verklaring van Rio, die ook door Nederland ondertekend is, stelt dat landen voor het tot stand brengen van een duurzame ontwikkeling en een hogere levenskwaliteit voor alle mensen ,,niet-duurzame patronen van productie en consumptie moeten reduceren en elimineren''. Voor het rijke Westen komt dit feitelijk neer op een radicale versobering en voor bewoners van ontwikkelingslanden betekent dit eindelijk een menswaardig bestaan.

Consuminderen

'Sober' is natuurlijk iets heel anders dan 'somber'! Consuminderen is niet in de kou zitten en op een houtje bijten, maar goed kijken of je een product werkelijk nodig hebt voordat je het aanschaft. Het betekent letten op de vermoedelijke levensduur en repareerbaarheid van spullen, op de milieubelasting ervan en op de sociale aspecten.
De winkels bieden voedingsmiddelen aan die van over de hele wereld hier naar toe gesleept zijn. Dit transport veroorzaakt veel uitstoot van broeikasgassen en is in wezen niet nodig als we voor producten uit de regio kiezen. We kunnen midden in de winter aardbeien eten, die gekweekt zijn in kassen die met veel gas verwarmd worden. Is dat nodig? Elk seizoen heeft haar eigen producten te bieden, met als enige energiebron de zon. Consuminderen is nadenken over dit soort vragen en een verantwoorde keuze maken.

Versoberen

Dagelijks roept de reclame ons toe dat we meer spullen nodig hebben om gelukkig te worden, dat we pas echt iemand zijn als we ons eigen mobieltje hebben en dat het altijd meer, meer en nog eens meer moet zijn.
De Internationale Niet-Winkeldag is een protestdag van consumenten die deze onzin aan de kaak stellen en vraagtekens zetten bij de consumptiecultuur en wegwerpmaatschappij.
Op de Niet-Winkeldag gaat het om een nieuwe leefstijl. Want geluk zit niet in spullen, maar veel meer in een goed gesprek met vrienden of in een lange wandeling door het bos. Geluk zit in immateriële dingen als rust, vrije tijd en zelfontplooiing.
Wie consumindert doet zichzelf, de medemensen en de kinderen van de toekomst een groot plezier.

menu | top | dDH